Dit is een verhaal over begonnen nesten, een steenhouwer met humor en de moeizame strijd tussen bescheidenheid en trots. Deze week was ik in Utrecht. De kortste weg van het Domplein naar de Kromme Nieuwe Gracht, waar ik moest zijn, is door een stukje Utrecht dat maar weinig mensen kennen: de middeleeuwse kruisgang, oftewel de kloostertuin, pal naast de Dom. Een idyllisch rustpunt midden in het jachtige leven van de grote stad, met kwinkelerende vogels, een klaterend fonteintje en vrolijke meibloemen. Eind jaren zeventig was ik er ook eens, in de pauze van een college, dat gegeven werd in een van de universiteitsgebouwen ‘achter de Dom’, pal aan de kloostertuin. Het vak was Middelnederlands, en de docent J.Ph. van Oostrom, een zeer deskundige, maar uitermate bescheiden taalgeleerde. Hij kwam ook even in de tuin genieten van de stilte en de rust. Van Oostrom wees mij op een virtuoze grap die de middeleeuwse beeldhouwer van de gotische bovenlichten van de arcade had gemaakt. Het leek alsof twee rondingen met touwen aan elkaar waren geknoopt: baldadig bravour met een knipoog. In die jaren was er aan de faculteit een rising star, Frits van Oostrom, slechts enkele jaren ouder dan ik, maar wel hard op weg naar een docentschap middeleeuwse literatuur. Ik vroeg Van Oostrom of deze Frits misschien familie van hem was. Ja, zei hij met een lichte aarzeling, het was zijn neef. En inderdaad verwachtte hij nogal wat van hem. Terecht, zo is gebleken. Frits van Oostrom is een van onze meest eminente geleerden. Universiteitshoogleraar Middeleeuwse letterkunde in Utrecht, ex-voorzitter van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, voorzitter van de Canon-commissie, en schrijver van twee prachtige delen van de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. In een van de twee, ‘Stemmen op schrift’, gaat het over het zinnetje dat beschouwd wordt als het eerste stukje Nederlandse literatuur: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu. Vrij vertaald: ‘alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij – waar wachten we nog op?’ In een voetnoot schrijft Frits van Oostrom dat ene J.Ph. van Oostrom vraagtekens zette bij de lezing waarin ‘hebban’ als hulpwerkwoord bij ‘higunnan’ beschouwd wordt en de interpratie ‘bezitten begonnen nesten’ eigenlijk veel plausibeler vond. Naar aanleiding hiervan mailde ik Frits van Oostrom om hem bovenstaande anekdote over zijn oom te vertellen. Hij schreef terug dat hij het aardig en ontroerend vond om nog iets over zijn inmiddels overleden familielid te horen, maar dat het verhaal niet helemaal klopte: J.Ph. van Oostrom, was niet zijn oom, maar zijn vader…
Geef een reactie