Kunstbroeder Carmiggelt zag mij eens, jaren geleden,
vrolijk op straat, met vrienden
schertsend en lachend, vlak bij een cinema, en dacht:
‘Het lijkt waarachtig wel of hij gelukkig is.
Wat fijn, wat heerlijk voor die jongen,
maar wat rampzalig voor de literatuur.’
(1973)
Gerard Reve, Verzamelde gedichten
Geef een antwoord