Op een opmerkelijk hoge sokkel staart Pierre-Paul Riquet – nou ja, zijn standbeeld dan – uit over de Place Jaurét in Béziers, een welvarende provincieplaats in het zuidoosten van Frankrijk. Riquet (1609-1680) heeft zijn prominente uitkijkpost ruimschoots verdiend. Hem lukte iets waar alle hooggeleerde waterbouwkundigen aan het hof van Lodewijk XIV hun tanden op stuk hadden gebeten: een waterweg aanleggen tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Die was hard nodig. De drieduizend kilometer lange route onderlangs, door de Straat van Gilbraltar, werd geteisterd door Spaanse kapers en torenhoge tolheffingen. Decennia lang hadden ingenieurs gepiekerd over een andere manier om de wijn en het graan uit de vruchtbare Languedoc naar andere delen van Frankrijk te krijgen. De aanleg van een kanaal tussen de Middellandse Zee en Toulouse, met aansluiting op de bestaande waterweg naar Bordeaux, leek de oplossing. Maar het was financieel geen haalbare kaart en technisch te ingewikkeld. Waar moest bijvoorbeeld al het water voor het kanaal vandaan komen? En hoe kwam men door het heuvelgebied in de Languedoc? Alleen een dwaas zou zoiets ondernemen. Pierre-Paul Riquet, rijk
geworden als inspecteur van de zoutbelastingen, dacht er het zijne van en werkte jarenlang in stilte aan een plan. Uiteindelijk, in 1667, waagde hij het om de koning een nederige brief te sturen met een ontwerp voor een kanaal. In de voeding werd voorzien door de aanleg van een stuwmeer, precies op de waterscheiding tussen
Atlantische Oceaan en Middellandse Zee, zodat het water naar beide kanten het kanaal zou vullen. En de hoogteverschillen werden te lijf gegaan met maar liefst 65 sluizen op het tweehonderdveertig kilometer lange traject. Lodewijk, als Zonnekoning nooit weg van een pr-stunt, gaf Riquet de zegen en het recht op de tolopbrengsten, op voorwaarde dat hij zelf voor de financiering van het project zou zorgen. Riqué nam de gok. Zijn hele kapitaal verdween in het kanaal. Twaalfduizend man aan het werk. Een waterbouwkundige nachtmerrie. Maar hij zette door, en op 24 mei 1683 werd het Canal du Midi officieel in gebruik genomen. Tweehonderd jaar lang was het vol in bedrijf, tot het de concurrentie van trein en vrachtwagen niet meer aankon. Gelukkig heeft het toerisme het kanaal levend gehouden. Plezierbootjes tuffen kalmpjes langs de in totaal zestigduizend platanen die de stroom afkaderen. Op het jaagpad, waar
eens stoere knollen de trekschuiten voortsleepten, toeren nu gezinnetjes met kinderbakfietsen en babyboomers op tandems. Wat blijft zijn langs het hele verstilde, kronkelende traject de imposante waterbouwkundige kunstwerken, zoals een fantastische kanaalbrug bij Béziers, die het Canal du Midi metershoog over de rivier de Orb leidt. De geniale dwaas Pierre-Paul Riquet heeft de realisering van zijn droom niet mee mogen maken. in 1680 blies hij berooid zijn laatste adem uit. Maar zijn naam staat gebeiteld in een opmerkelijk hoge sokkel aan een plein in het centrum van de stad die zijn welvaart aan hem te danken heeft.
twee jaar terug met een moterbootje over het canal gevaren. sommige stukken zijn stomvervelend behalve de mooie platanen