‘Ik wou dat ik nooit een gedicht had gezien’
Slauerhoff
Je zult maar zestien zijn en lelijk. Jij bent het.
Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van
Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep
onder vijandig licht. En ‘s avonds op je kamer
zit je je ouders tegen de vlakte te schrijven,
je dicht en heerst in het geniep over het leven,
een lelijk joch met een duivel tussen zijn dijen
dat ooit de mooiste meisjes zal berijden –
ja en je hand die nu zo woest papier bekrast
houdt op een dag een vlammend boekwerk vast.
Je naam in druk, de schoonheid van een vrouw: het komt,
het komt. Je bent een dichter nu en haast elk meisje
trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk.
Je leeft. Leeft niet. Schuilt steeds verscheurd in een gedicht
en haalt pas adem als je gure schoonheid ziet.
En nu, haast zesendertig, ziek en mensenschuw,
door poëzie van alles om je heen vervreemd,
nu kijk je naar je hand en spuug je op je pen.
Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien?
Had je maar nooit een gedicht gezien.
Menno Wigman (1966)
Ongebundeld.
Gepubliceerd in Trouw, 22 december 2012.
Menno Wigman (1966) is een van de belangrijkste dichters van zijn generatie. Misschien niet in oplages en productie – hij is bij uitstek een weinig-schrijver. Zijn laatste bundel (Mijn naam is Legioen – 2012, genomineerd voor de VSB-poëzieprijs 2013) liet acht jaar op zich wachten, na Dit is mijn dag (2004). Wigman schrijft veelal vormvaste poëzie, al kan die vorm per gedicht sterk wisselen. Sinds januari 2012 is hij Stadsdichter van Amsterdam.
Rien ne va plus is aflevering 168 uit de serie Klassiekers, onder redactie van Joop Leibbrand, die zijn 3.200 geadresseerden nu al jarenlang het ene mooie gedicht na het andere voorschotelt, altijd voorzien van een uitvoerige analyse.
Geef een reactie