In de Groene Amsterdammer van deze week staat een interessant essay van de jonge historicus en schrijver Rutger Bregman. Het heet ‘Dromen is niet eng – Pleidooi voor de utopie’. Bregman constateert dat dromen van een betere wereld uit de tijd is: idealisme leidt maar tot narigheid, geweld en genocide, volgens moderne intellectuelen als Arnon Grunberg (Volkskrant) en Bas Heijne (NRC). Bregman is het daar niet mee eens: “Zonder alle wereldvreemde wetenschappers, politici en intellectuelen die de geschiedenis rijk is, zouden we nu nog steeds arm, hongerig, bang, vies, dom , lelijk, ziek en ongelukkig zijn.” Utopieën zijn nodig: “Niet dat dit heden slecht is, integendeel, maar treurig is het wel, omdat het niet meer beter wordt.” Zijn voorstel voor een utopie: een kortere werkweek. “Minder werken zou een oplossing kunnen zijn voor vele problemen: stress, overconsumptie, werkloosheid en ongelijkheid.” Maar daar gaat het nu niet over.
Want het gaat over het schilderij dat breeduit, over twee pagina’s, bij het essay is afgebeeld: La Città Ideale, uit 1470. Afgelopen zomer stonden we ervoor, in de Galleria Nazionale delle Marche, gevestigd in het Palazzo Ducale in Urbino. Het is een fascinerend werkstuk, dat wordt toegeschreven aan Piero della Francesca, maar ook wel aan de architect van het paleis, Luciano Laurana. De Ideale Stad is bij uitstek kenmerkend voor de Renaissance, waarin de gedachte heerste dat de mens in staat was de wereld naar zijn hand te zetten, en dat dan ook meteen maar perfect te doen. Alles klopt in dit schilderij, Het vlekkeloze perspectief, de optimale balans tussen vlakken, lijnen en kleuren, en de centrale positie van de ronde tempel (met de voordeur dicht!). Wat wel opvalt in deze ideale stad, is dat er geen menselijk wezen op te bespeuren valt.
Doodzonde om zo’n prachtig kunstwerk te verpesten door er ( meestal lelijke) mensen aan toe te voegen.