Midden jaren negentig waren we in Kalavryta, een bergdorpje in het noorden van de Griekse Pelopponesus. Je komt er met een heel bijzonder smalspoortreintje, waarvoor je over stalen zenuwen moet beschikken, en liever niet over hoogtevrees. Het traject vanaf Diakopto is 22 kilometer lang en je stijgt van zeeniveau tot 750 meter. De steilste helling is 18%. Knerpend, knarsend, hotsend en bonkend worstelt het tandradtreintje zich omhoog, langs gapende afgronden, door stikdonkere tunnels en over bruggetjes die decennia lang geen onderhoud hebben gekend. Als je tegen alle verwachtingen in het eindstation hebt bereikt, blijkt alle consternatie niet voor niets geweest te zijn. Kalavryta is een alleraardigst dorpje, met sympathieke steegjes, onschuldige huisjes en door wijnranken beschaduwde terrasjes. Op een daarvan waren we neergeploft, nadat we eerst plichtsgetrouw de belangrijkste bezienswaardigheid van het dorp bezocht hadden: een gedenkplaats die herinnert aan een gruwelijke gebeurtenis in de Tweede Wereldoorlog. In december 1943 raakten verzetsstrijders in de nabijheid van Kalavryta slaags met de nazi’s. Tachtig Duitsers sneuvelden. Als represaille vielen de Duitsers een dag later het stadje binnen en vermoordden de hele mannelijke bevolking, 1.430 mannen en jongens boven de vijftien jaar. Vervolgens sloten ze de vrouwen en kinderen op in de school en staken die in brand. Daarna werd de hele stad platgebrand.
In het Van Abbe Museum in Eindhoven is een bijzonder kunstwerk te zien. In het kader van de noodhulp kreeg de familie Vagia na de oorlog een groot pakket thuisgestuurd. Er bleken drieduizend kleurige zijden stropdassen in te zitten, waarvan ze niet direct wisten wat ze ermee aan moesten. Ze besloten er een traditioneel kourelou-tapijt van te maken. “We kwamen om van de honger, maar we liepen op zijde,” zegt de zoon des huizes. Het tapijt is nu in volle glorie te bewonderen in Eindhoven.
Terwijl we op dat beschaduwde terrasje zaten, trok er een begrafenisstoet voorbij. Zoals gebruikelijk in Griekenland lag het lichaam open en bloot in de kist. Het was een oude man, zeker tachtig, zijn indrukwekkende neus priemde de lucht in. Ik sloeg aan het rekenen… hoe had hij de slachting overleefd? Hoe dan ook, ze hadden hem z’n mooiste pak aangetrokken, met een kleurige, zijden stropdas.
Aftrap Communicatie zegt
Mooi René. Is Roos daar ook geweest? Heeft ze me nooit over verteld!