Onlangs zou Italo Calvino zijn 88e verjaardag gevierd hebben, als hij niet in 1985 – veel te jong – gestorven was aan de gevolgen van een hersenbloeding. In 1956 publiceerde hij Italiaanse Sprookjes, door de New York Times uitgeroepen tot een van de tien beste boeken van dat jaar. In de tekenfilm hieronder leest John Turturro, bekend van vele Coen Brothers-films, Calvino’s bewerking van Roodkapje voor. Het verhaal gaat als volgt:
Een moeder moest meel zeven en zei tegen haar dochter dat ze bij grootmoeder een zeef moest lenen. Het meisje nam wat te eten mee – ringvormige cakejes en brood met olie – en ging op pad. Ze kwam bij de rivier de Jordaan. “Rivier de Jordaan, laat je me door?” “Ja, als jij me je ringvormige cakejes geeft.” De rivier de Jordaan had een zwak voor ringvormige cakejes, zoals ze ook gek was op rondzwieren in draaikolken. Het meisje gooide de ringvormige cakejes in de rivier en het water van de rivier zakte, zodat ze erdoor kon. Het meisje kwam bij een spijlenhek. “Spijlenhek, laat je mij door?” “Ja, als jij mij je brood met olie geeft.” Het spijlenhek had een zwak voor brood met olie, omdat haar scharnieren roestig waren, en met de olie kon ze die smeren. Het meisje gaf het hek haar brood met olie. Het hek ging open en liet haar door. Ze kwam bij het huis van haar grootmoeder, maar de deur was dicht. “Grootmoeder, grootmoeder, laat me erin.” “Ik lig ziek in bed, klim maar door het raam.” “Dat lukt me niet.” “Kom door het kattenluik.” “Dat lukt me niet, ik kan er niet door.” “Wacht even,” zei grootmoeder, en ze liet een touw zakken, waarmee ze het meisje door het raam naar binnen trok. Het was donker in de kamer. In bed lag de Menseneter, niet de grootmoeder, want de Menseneter had de grootmoeder in één keer opgeslokt, van top tot teen. Behalve de tanden, die ze stoofde in een klein stoofpannetje, en de oren, die ze bakte in een hapjespan. “Grootmoeder, mama vraagt om een zeef.” “Het is al laat, ik geef hem je morgen, kom nu naar bed.” “Grootmoeder, ik heb honger, ik wil eerst avondeten.” “Eet de bonen in het stoofpannetje.” In de pan lagen de tanden te stoven. Het meisje roerde even en zei: “Grootmoeder, ze zijn te hard.” “Eet de appelflappen dan die in de hapjespan liggen.” In de bakpan lagen de oren te sudderen. Het meisje prikte erin met een vork en zei: “Grootmoeder, ze zijn niet knapperig.” “Kom nou maar naar bed, je kunt morgen eten.” Het meisje kroop naast haar grootmoeder in bed. Ze voelde een hand en zei: “Waarom zijn uw handen zo harig, grootmoeder?” “Omdat ik altijd zoveel ringen draag.” Ze voelde de borstkas. “Waarom is uw borstkas zo harig, grootmoeder?” “Omdat ik altijd zoveel halskettingen draag.” Ze voelde de heupen. “Waarom zijn uw heupen zo harig, grootmoeder?” “Omdat ik mijn corset te strak draag.” Toen voelde ze een staart, en ze wist dat grootmoeder nooit een staart had gehad – harig of niet. Het kon alleen maar de Menseneter zijn, en niemand anders. En ze zei: “Grootmoeder, ik kan niet slapen voor ik een kleine boodschap gedaan heb.” Grootmoeder antwoordde: “Doe het maar beneden in het hok. Ik laat je door de valdeur naar beneden, en trek je daarna weer omhoog.” Het meisje knoopte het touw om en liet zich in het hok zakken. Toen ze beneden was, maakte ze het touw los en bond in haar plaats een moedergeit vast. “Ben je klaar?” vroeg grootmoeder. “Bijna.” Ze trok het touw om de geit. “Ja, ik ben klaar. Trek me maar weer omhoog.” De grootmoeder trok en trok, en het meisje riep: “Harige Menseneter, harige Menseneter!” Ze gooide de deur van het hok open en maakte dat ze wegkwam. De Menseter smeet de geit van zich af en ging achter het meisje aan. Toen het meisje bij het spijlenhek kwam, schreeuwde de Menseneter uit de verte: “Spijlenhek, laat haar niet door.” Maar het spijlenhek antwoordde: “Natuurlijk laat ik haar door, want ze gaf mij haar brood met olie.” Toen het meisje bij de rivier de Jordaan kwam, schreeuwde de Menseneter: “Rivier de Jordaan, laat haar niet door.” Maar de rivier de Jordaan antwoordde: “Natuurlijk laat ik haar door, want ze gaf me haar ringvormige cakejes.” Toen de Menseneter erdoor wilde, liet de rivier de Jordaan het water niet zakken, en de Menseneter werd weggezogen in de stroom. Vanaf de oever sliepte het meisje hem uit.
Geef een reactie