Ach, wat waren de dagen lang, in dat kille klooster. Dag in dag uit hangend aan die lessenaar, een walmende kaars naast de legger, het karige novemberlicht door het vergeelde vensterglas, saaie teksten overkrassen op weerbarstig perkament. Latijn, Engels. Hij moest er nog steeds aan wennen, na al die lange jaren. Als jonge monnik was hij op een vrachtschip de Noordzee overgestoken. Noodgedwongen. Zijn abt had hem gezien in gezelschap dat niet bij het ambt van een geestelijke hoorde. In Kent, in het starre Engeland, zou hij die West-Vlaamse fratsen wel afleren. Bah, weer een stompe punt aan zijn ganzenveer. Hij rilde. Nog even tot de metten. Hij had geen zin meer. Afwezig pakte hij zijn mes en begon een nieuwe punt te snijden. Zijn gedachten dwaalden af naar een lentemorgen in Vlaanderen. Hij liep met haar over een pad tussen weilanden door. In het struikgewas kwinkeleerden zanglijsters en koolmezen. “Ik moet weg,” sprak hij. “Ze zijn erachter gekomen.” Een traan viel op het manuscript. Een lombarde liep uit. Op een achterblad probeerde hij zijn geslepen pen. “Alle vogels zijn aan nesten begonnen, behalve jij en ik. Waar wachten wij nog op?” De bel van de metten. Zuchtend wierp hij een blik door het gele vensterglas. Monnikenwerk, bromde hij.
Dit gebeurde rond 1100 en het zinnetje van de West-Vlaamse monnik wordt beschouwd als het vroegste stukje Nederlandse literatuur. Het is binnenkort te horen via Vogala, een app die ontwikkeld wordt door Frits van Oostrom, hoogleraar middeleeuwse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Er zullen nog veel meer middelnederlandse teksten te beluisteren zijn, zoals Van den vos Reynaerde, bijbelteksten, liederen en mystieke visioenen van Hadewijch. Klik hier voor een voorproefje.
Geef een reactie