De bruid
Ik dacht dat ik geboren was voor verdriet
en nu ben ik opeens een lied
aan ’t worden, fluisterend door het ijle morgenriet.
Nu smelt ik weg en voel mij openstromen
naar alle verten van den horizon,
maar ik weet niet
meer waar mijn loop begon.
De schaduwen van blinkend witte wolken
bespelen mij en overzeilen mij;
en scholen zilvren vissen bevolken
mijne diepte en bliksemend voel ik ze mij
doorschichten en mijne wateren alom doorkruisen
en in mijn lissen vluchten
zij zijn mijn kind’ren en mijn liefste dromen
ik ben nu volgegoten met geluk.
De tranen die ik schreide en de zuchten
zie ik vervluchtigen tot regenbogen
die van mijn ogen springen naar de zon.
Waar zijn de bergen van den horizon?
Ik zie ze niet
Hendrik Marsman (1899 – 1940 )
Uit: Verzamelde gedichten. Em. Querido, Amsterdam 1941
Hendrik Marsman was de dichter van het grote gebaar. Dat Hollandse gekneuter, met zijn geknotte torens en in de ruimte verzonken boerderijen, en met zijn eeuwige rampen, dat vond-ie maar niks. Hij was van het kosmisch vitalisme en zocht zijn geluk groots en meeslepend in de gulle zon van het Middellandse Zeegebied.
Willem Wilmink: ‘Hoe kan de naam zijn dichter sturen! Marsman is kosmisch van allure.’
Later nam hij afstand van dat stoere gedoe, ook omdat er bij de oosterburen een gelijkaardige stroming op gang kwam, waarmee hij zich niet wenste te identificeren. Een maand na de Duitse inval besloot hij naar Engeland uit te wijken, maar net als de tuinman in het gedicht van P.N. van Eyck, vluchtte hij de Dood juist tegemoet: zijn schip verging op de Noordzee door een ongeluk in de kombuis. De bruid is postuum verschenen in 1941. Wie aan het gedicht zelf niet genoeg heeft, vindt hier een boeiende analyse.
Geef een reactie