Volgens telefoonaanbieder Ben houden we meer van ons mobieltje dan van een mooi boek, schreef Aleid Truijens gisteren in haar Volkskrant-column. Aanleiding voor haar stuk was de suggestie van Ben om wat vaker de uitknop in te drukken. Uit onderzoek van Ben zou blijken dat wij gemiddeld elke vijf minuten een keer op onze telefoon kijken. Dat lijkt een behoudende schatting. Kijk eens in een treincoupé, schrijft Truijens. Iedereen zit met dat ding in zijn hand. Klopt. Wie komt nog wel eens een vijftienjarig omafietsmeisje tegen zónder smartphone in de hand? Het is een wonder dat er geen dooien vallen. Aan het eind van haar stuk wijst Truijens op de verwarring in scholen. ‘Terwijl de ene helft van de scholen brugklassers werft met met iPads waarop ze de hele dag mogen werken, geurt menig gymnasium met een verbod op mobieltjes.’ Voor een leraar, althans voor deze, is het onverteerbaar dat leerlingen onder de les met hun smartphone bezig zijn. Hoe ver is iemand op dat moment verwijderd van datgene wat in de les aan de orde is? Hij vat het op als een persoonlijke belediging. De afspraak is nu dat de leerlingen aan het begin van de les hun mobieltjes bij elkaar leggen. Ze doen het zonder morren, uit zichzelf, en met een zucht van verlichting, lijkt het soms wel. Even verlost van die trillende dwingeland.
Geef een reactie