Ridder
Het kind is wijs.
Het kind weet weinig maar wel zeker.
De mantels glanzen dof,
van ouderdom en betekenis,
een purperen glans over het zwart.
Dan was jij de vijand.
Dan vochten we tot de avond.
Het kind brandt zich
aan de schoonheid van het speelgoed.
Het mompelt. Het is geen spel.
Het is geen schoonheid.
De kroon, het zwaard, het schild.
Het schitteren van de waarheid
in de grote ogen van het kind.
Een eenzame ridder in de spiegel.
En ze leefden nog lang.
Mark Boog (1970)
Uit: Maar zingend. Gedichten
Uitgever: Cossee, Amsterdam 2013
Uitvoerige analyse van dit gedicht op Klassieke Gedichten
Geef een reactie