Ter gelegenheid van het driehonderdste geboortejaar van Carl Philipp Emanuel Bach bracht de Volkskrant gisteren een overzicht van diens belangrijkste werk en een karakteristiek van zijn carrière: toenmaals beschouwd als revolutionair, in tegenstelling tot zijn starre, ouderwetse vader Johann Sebastian, maar “onze 21ste-eeuwse oren kunnen het revolutionaire niet meer horen”. Zo gaat het met revolutionairen. Ook zijn troebele verstandhouding met zijn broodheer, Frederik de Grote, komt in het artikel ter sprake. ‘Der alte Fritz’ behandelde hem als de eerste de beste hofdienaar en hij had maar te doen wat van hem gevraagd werd. Frederik zelf speelde niet onverdienstelijk fluit, maar ‘niet onverdienstelijk’ was in de ogen van Bach junior nog lang niet verdienstelijk genoeg. Zie op het beroemde schilderij ‘Fluitconcert door Ferderik de Grote in Slot Sanssouci’ van Adolph Menzel (uit 1852) de misprijzende blik die de componist op de fluitende koning werpt. In een special van Die Zeit over Frederik de Grote is hierover nog het volgende te lezen: “Alles en iedereen gehoorzaamt de koning, alleen zijn hond niet. Ergens in het voorjaar van 1751 rukt Frederiks favoriete windhond Alcmene zich los en valt de hofcembalist aan, die zich in die hoedanigheid in zijn meest kostbare outfit gehuld heeft. Carl Philipp Emanuel Bach hoeft er niet voor naar de dokter, maar “für 2 Kleider so ihm die Mené entzwey gefressen hat” ontvangt hij uit de koninklijke portemonnee een schadevergoeding van 59 daalders en 12 stuivers – omgerekend zo’n 4.500 euro, een vijfde van het jaarsalaris van de hoftoetsenist.”
Geef een reactie