Wat je vroeger allemaal op straat niet voorbij zag komen. De petrolieboer met zijn paard-en-wagen vol olieblikken. Een huis-aan-huisverkoper van Perzische tapijten. De schillenboer. De scharensliep. De melkboer. De kolenboer. De loomp’nkeerl. Elke week kwam hij langs, en je had een beetje schrik van zijn gelooide, ongewassen verschijning, een schooier ongetwijfeld, of misschien wel een ‘zigeuner’. Langzaam rolde zijn bakfiets door de straat. Om de tien meter was het: ‘LOEOEMPÉ!!’ Hij gaf een paar cent voor een oud laken, of niks, hooguit een ontstemd gegrom. Maar hij kon alles gebruiken, van versleten overalls tot een mottig vloerkleed. Oud brood was geen probleem, een verroeste kinderfiets evenmin, laat staan een lekke, asbesten bloembak. Ik moest aan hem denken toen ik zaterdag een oude matras naar het ‘stortgat’ bracht. Ja, niks stortgat. Milieupark zul je bedoelen. Waar tien jaar terug alleen gerooide coniferen en ander tuinafval apart moest, en de rest ongesorteerd (en met een heerlijke zwaai) grote metalen silo’s in kon, daar is het nu een logistieke high-tech operatie van de bovenste plank, vergelijkbaar met de infrastructuur van een middelgrote luchthaven. Oud papier hier, klein witgoed daar, piepschuim verderop, autobanden in die bak, frituurvet in deze, luiers en incontentiemateriaal graag daar aan de overkant en ja – ook een eigen container voor tapijt en matrassen. Zestig jaar geleden al schreef Godfried Bomans in de Volkskrant deze ‘Parlevink‘. Zoals vaker had Bomans een vooruitziende blik.
Johan Oude Engberink zegt
Zoals Itai Aigur vandaag, 15 oktober 2014, in de Volkskrant (p.23) laat optekenen: “Dit is de tijd om groot te denken, kleiner wordt het vanzelf wel.” (Helaas vindt iemand die dit roept vaak zichzelf een grootdenker.)