Ik had nachtdienst, van twaalf tot zonsopkomst, de ‘kerkhofploeg’, zoals we dat noemen. Het maanlicht was helder genoeg om de brief te kunnen lezen die een oude vriend mij had gestuurd. Hij schreef: “Gisteren zag ik Jenny. Getrouwd, de zaakjes voor elkaar. Jij hebt de boot gemist. Ze vroeg: waarom doet hij dat werk in godsnaam, dat geklooi met die koeien, voor een appel en een ei. Hij schiet er niks mee en hij zet zijn erfenis op het spel. Is hij gek geworden of zo?”
Maar ze hebben nooit het noorderlicht gezien. Nooit een havik zien zweven in de lucht. Nooit het voorjaar meegemaakt op de prairies van Wyoming. En nooit hebben ze de kampkok horen zingen.
Ik las de rest van de brief. Scheurde de postzegel eraf voor zwarte Jim, Toen Billy mij kwam aflossen, zag hij de brief en grinnikte: “Het bekende liedje zeker. Waarom doen ze dat werk in godsnaam? Voor die paar centen? Ze schieten er niks mee, ze grijpen naast de erfenis, ze zijn knettergek geworden.”
Vanaf 4 minuten:
Geef een reactie