‘Met de BGT hebben we er een prima bijbel bij,’ oordeelt Hendrik Spiering opgewekt in de NRC in zijn bespreking van De Bijbel in de Gewone Taal. ‘Recht voor zijn raap’, aldus Spiering, begint het Johannes-evangelie met “In het begin was Gods Zoon er al. Hij was bij God en hij was zelf God.” ‘Lekker duidelijk,’ vindt Spiering, ‘want in “gewone” vertalingen staat het geheimzinnige: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.”’ Nou kun je je afvragen wat er zo ‘lekker duidelijk’ is aan die nieuwe vertaling, maar goed. Spiering vindt deze bijbel ‘op vmbo-niveau’ ‘gewoon erg knap gemaakt’. ‘De BGT is een echte evangelisatie- en kennismakingsbijbel. Bijbellezen moet hier niet te veel moeite kosten.’ Nu zijn religie en geloof niet direct de specialismen van de OCW-redactie, maar je zou toch denken dat het succes van het Christendom nu juist te danken is aan de nevelige mystiek van het Woord? Als alles helder en eenduidig is, wat blijft er dan nog te geloven over? Zo denkt ook de schrijver Christiaan Weijts erover, in De Groene Amsterdammer. ‘Gewone taal is taal die van alle franje is ontdaan en waar elke metafoor is vervangen door een fletse abstractie. (…) Zelfs het land van melk en honing is afgeschaft. Het is nu een plek waar iedereen “genoeg te eten en te drinken heeft”: een soort Van der Valk-restaurant. Gewoon. Geef ons heden onze dagelijkse appelmoes-met-kers.’ Precies het menu dat Spiering graag bestelt. In plaats van het “IJdelheid der ijdelheden, ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid” luidt dit beroemde Predikerwoord in de BGT: “Alles gaat voorbij. Er is niets dat blijft. Het is allemaal zinloos.” ‘Wel zo helder,’ vindt Spiering. Inderdaad: er is niets dat blijft.
Geef een reactie