‘Ach wie flüchtig, ach wie nichtig ist der Menschen Leben!’ zingt het Bachkoor in Kantate nummer 26. Het schiet je te binnen als je in de krant leest dat ‘de helft van alle sterren’ niet netjes in een sterrenstelsel zitten, maar als zwerfhonden in een ‘lege “intergalactische” ruimte’ ronddolen. Nou is het raar om van een ‘lege’ ruimte te spreken als ‘de helft van alle sterren’ zich daar ophouden, maar dan nog. Met enige regelmaat lezen we over nieuwe ontdekkingen in het heelal. Je vraagt je altijd af of de journalist zelf overziet waar hij over schrijft, als hij het heeft over ‘kolossale verzamelingen van vele miljarden sterren’ en dat sterren ‘door onderlinge zwaartekrachtstoringen de ruimte in geslingerd worden bij ontmoetingen van twee stelsels’. Altijd gaat het weer over ‘zwakke infrarode achtergrondstraling in het heelal’, die we beslist niet mogen verwarren met de ‘kosmische achtergrondstraling die van de oerknal afkomstig is’. (Oei, daar waren we bijna de mist ingegaan.) Al dat gespeur en getuur zal beslist nut hebben, maar ons duizelt het al als we zien hoe de maan door de bomen schijnt. Onder het bericht gisteren in de krant stond de aankondiging van het KennisCafé op 17 november in De Balie in Amsterdam, onder de titel ‘Over duizend jaar kan alles vergeten zijn’. Zo is het maar net.
Wie ein Nebel bald entstehet
Und auch wider bald vergehet,
So ist unser Leben, sehet!
Geef een reactie