In De wereld van gisteren, herinneringen van een Europeaan schrijft Stefan Zweig (1881-1944) over personen en gebeurtenissen die bepalend waren voor de politiek, kunst en cultuur van zijn tijd. Vandaag: nieuwe uniformen in Vigo. Zweig, in 1933 vanuit Oostenrijk geëmigreerd naar Engeland, maakt in de zomer van 1936 een reis naar de Verenigde Staten. Het schip legt eerst nog aan in het Spaanse Vigo, dat op dat moment in handen is van het leger van Franco. Van de Spaanse Burgeroorlog is er verder weinig te merken. Toch krijgt Zweig iets te zien wat hem zeer benauwt: “Voor het raadhuis, waaraan de vlag van Franco wapperde, stonden, meestal onder aanvoering van priesters, jonge jongens met boerse kleren aan in lange rijen opgesteld, kennelijk uit de omringende dorpen gehaald. Ik begreep het eerste ogenblijk niet wat men met hen van plan was. Waren het arbeiders, die waren aangeworven voor een soort noodhulp? Waren het werklozen, die daar de kost kregen? Maar na een kwartier zag ik dezelfde jongens veranderd uit het raadhuis komen. Ze droegen keurige, hagelnieuwe uniformen, geweren en bajonetten; onder toezicht van officieren werden ze op even keurige en hagelnieuwe auto’s geladen, die door de straten de stad uit raasden. Ik schrok. Waar had ik dat eerder gezien? Eerst in Italië en toen in Duitsland! Ook daar hadden ze ineens die smetteloze nieuwe uniformen gehad en die nieuwe auto’s en machinegeweren. En weer vroeg ik me af: wie levert, wie betaalt die nieuwe uniformen, wie organiseert die jonge straatarme mensen, wie zet hen op tegen de bestaande macht, tegen het gekozen parlement, tegen hun eigen wettige volksvertegenwoordiging? De staatskas was, dat wist ik, in handen van de legale regering, net als de wapendepots. Dus moesten die auto’s en die wapens uit het buitenland geleverd zijn, en zonder twijfel uit het nabije Portugal over de grens gebracht. Maar wie had ze geleverd en betaald? Het was een nieuwe macht die de heerschappij wilde veroveren, een en dezelfde macht die overal aan het werk was, een macht die van geweld hield, geweld nodig had, en die al de ideeën die wij aanhingen en waarvoor wij leefden, vrede, menselijkheid, verzoeningsgezindheid, als verouderde zwakheden beschouwde. Het waren geheimzinnige groepen, verscholen in hun kantoren en concerns, die zich cynisch van het naïeve idealisme van de jeugd bedienden voor hun streven naar macht en voor hun zaken. Het was de hang naar geweld die met een nieuwe subtielere techniek de oude barbaarsheid van de oorlog over ons ongelukkige Europa wilde brengen.”
Geef een reactie