Stel dat je een goede kennis uit Turkije uitnodigt de kerstvakantie bij jouw thuis door te brengen. Dan moet je niet denken dat dit zo maar gaat. Die kennis moet bij de Nederlandse ambassade ter plekke een toelatingsexamen afleggen en daarna een aantal weken geduldig wachten op uitslag en visum. Een van de voorwaarden is wel dat diegene al een vliegreis naar Nederland geboekt heeft. Intussen moet jij als gastheer of gastvrouw een formulier invullen waarin je aangeeft garant te zullen staan voor de gast, en hem of haar van bed, bad en brood te voorzien. Uiteraard wil het systeem wel zeker weten dat je daartoe ook werkelijk de middelen beschikt. Daarom gelieve je een kopie van de laatste drie salarisoverzichten bij te voegen. Vervolgens ga je samen met je partner en het ingevulde formulier naar het stadhuis, waar je onder toezicht van een ambtenaar geacht wordt het formulier te ondertekenen. In De wereld van gisteren, herinneringen van een Europeaan schrijft Stefan Zweig (1881-1944) over personen en gebeurtenissen die bepalend waren voor de politiek, kunst en cultuur van zijn tijd. Vandaag: reizen zonder pas. “Voor 1914 was de aarde van alle mensen geweest. Iedereen ging waar hij wilde, en bleef zolang als hij wilde. Er bestonden geen verblijfsvergunningen, geen reispapieren, en ik geniet steeds weer van de verbazing van jonge mensen als ik hun vertel dat ik voor 1914 naar India en Amerika reisde zonder een pas te bezitten, of er zelfs maar ooit één gezien te hebben. Je stapte in en je stapte uit, zonder iets te vragen of vragen te beantwoorden, van de honderd formulieren van tegenwoordig hoefde je er niet één in te vullen. Er bestonden geen permits, geen visa, geen verplichtingen; dezelfde grenzen die nu door middel van douaniers, politie, marechaussee en dankzij het pathologische wantrouwen van allen tegenover allen in prikkeldraadversperringen zijn veranderd, waren toen niet meer dan symbolische lijnen die je even zorgeloos overstak als de Greenwichmeridiaan.”
Geef een reactie