Een donkerblauw kader, een donkergroen vlak, een helblauwe dwarsbalk en daaronder weer een groen vlak, iets groter dan het bovenste. Ik doe mijn uiterste best er iets van te vinden, maar het lukt niet. Wat ontgaat me?
Na een enigszins hallucinerende ontmoeting met de Seagram-schilderijen van Mark Rothko in het Londense Tate Modern, nu verwachtingsvol naar Den Haag voor de tentoonstelling in het Gemeentemuseum. Gejubel in de media. Zwagerman in zwijm. We zullen zien.
Ik betreed de eerste zaal (met vrij oninteressant vroeg werk). Het is redelijk druk. Alle plaatsen zijn bezet met starende bezoekers, de hand aan de kin. Meteen maar door naar de volgende ruimte. Hetzelfde liedje. Men wijst elkaar op iets dat kennelijk in het schilderij te zien is. Kenners beweren dat de schilderijen van Rothko gaan ‘pulseren’ en ‘vibreren’ als je er lang genoeg naar kijkt. Ik herinner me dat inderdaad wel van die keer in Tate, maar vandaag vibreert er niets. Ik vang het commentaar van kijkers op. “Ik zag een haar van Rothko!” “Als je er dicht op gaat staan, word je er helemaal ingetrokken.” Het zal best, maar het is te druk om ‘er dicht op’ te gaan staan, al vindt niet iedereen dat. De zaalwacht ziet het allemaal aan, en denkt er het zijne van: “Soms zie je iemand drie kwartier naar zo’n schilderij staren. Ik vind dat een beetje overdreven.” Hier en daar, in een door de meeste bezoekers over het hoofd gezien tussengangetje, hangt een klein, intiem werkje, dat het begin van een soort Rothko-ervaring teweegbrengt. Met de neus op het doek ontwaar je de diepere dimensies van de opgestapelde verflagen. Mooi. Maar er wellen geen tranen op, zoals dat bij sommige bezoekers het geval schijnt te zijn. Bepaald een bescheiden opvatting van zijn kunst had Rothko niet: “The people who weep before my pictures are having the same religious experience I had, when I painted them.” Toe maar.
Ergens op een wand staat: “Zijn grote schilderijen maakte hij om een een-op-een ontmoeting tussen kijker en doek te bewerkstelligen”. Dat is de Rothko Paradox. De door Rothko beoogde metafysische verstandhouding met zijn werk is te precair en intiem om publiekelijk te kunnen ervaren. Rothko is voor een halfverduisterd zijzaaltje in Tate Modern, of voor een stiltekapel in Houston, Texas. Niet voor een duur restaurant in Manhattan, of een drukbezocht museum in Den Haag.
Geef een reactie