Waar houdt onderwijs op en begint opvoeding? Of is daar geen grens tussen? Terwijl je soms bijna de indruk krijgt dat het de ouders zijn die in de klas zitten, is er ook een totaal tegenovergestelde werkelijkheid. In de Groene Amsterdammer een onthutsend verslag van een week meelopen op een Amsterdamse basisschool. “Het basisonderwijs doet wat het kan om een brug te slaan tussen de school en de thuiswerkelijkheid van kinderen van niet-westerse ouders. Maar de grenzen lijken bereikt.”
Het artikel spreekt van ‘twee werelden’: de wereld binnen de school die warm en veilig is; de buitenwereld waar armoede en taalachterstand heersen. De kinderen van OBS De Roos in Amsterdam-West komen overal vandaan – althans hun ouders. Turkije, Marokko, Bulgarije, Ghana, Venezuela, Pakistan, Spanje, Nederland. De hogere klassen zijn bijna helemaal ‘allochtoon’, de lagere groepen zijn steeds meer gemengd. De resultaten zijn goed op De Roos. Pedagogiek en didactiek lijken in orde. De kinderen gaan respectvol met elkaar om. Een groot probleem is de kloof tussen school en thuis. De ouderbetrokkenheid is nihil. Thuis wordt nauwelijks Nederlands gesproken: “Na school wordt zo’n kind voor de tv gezet, een gesprek aan tafel hoe het op school was is er niet bij. Het wereldje van die kinderen is soms zó klein… geen spelletjes thuis, geen voorleesboekjes, nooit naar een museum.” Zelfs in de moedertaal wordt er veel minder met de kinderen gepraat dan in autochtone gezinnen, merken de leerkrachten. Ze doen wat ze kunnen, maar hoe ver mag je als school gaan in het opvoeden van de kinderen? Juf Thessa: “Op een gegeven moment moet je het loslaten. Uiteindelijk is het niet jouw kind.”
Geef een reactie