Zoals het een veelschrijver betaamt, schrijft De Veelschrijver altijd, zelfs aan het sterfbed van zijn eigen moeder, want het ‘leven moest verdergaan’, zoals Grunberg vandaag uiteenzet in zijn Voetnoot op de voorpagina van de Volkskrant. “Staand naast haar langzaam kouder wordende lichaam begon ik in gedachten dit stukje te schrijven.” Klasse, Arnon, that’s the spirit! En super dat je, net als je moeder, ‘niet houdt van openlijk vertoon van emoties’. Misschien een mooi moment om aan alle openlijk vertoon maar eens een eind te maken. Genoeg daarover dus. Want het eigenlijke onderwerp van vandaag is iets heel anders. Mevrouw Grunberg overleed niet aan een longontsteking, maar aan de gevolgen van een longontsteking, lezen we in het in memoriam in de krant. Hier zien we iets wat we steeds vaker tegenkomen: het schoonpraten van de dood. Stierf men in vroeger tijd aan de tering, later leed iemand aan tuberculose. Toen dat te eng ging klinken, werd het ‘tbc’ en vervolgens via ‘tb’ uiteindelijk ‘t’. Nu de ziekte onschadelijk is gemaakt, heet hij gewoon weer voluit tuberculose. Kanker werd ‘de gevreesde ziekte’, daarna kortweg ‘k’ en tegenwoordig een ‘tumor’, of ‘onrustig celweefsel’. Volgens een tussenpersoon in levensverzekeringen sterven we niet, maar ‘komen we te overlijden’, of ‘raken we uit de tijd’. En vandaag de dag gaan we dus niet meer dood aan een longontsteking, darmkanker of een hartaanval (een woord dat op zich al in de taboesfeer is geraakt, net als decennia geleden het prachtige ‘hartverlamming’, we hebben het nu over een hartinfarct, of – nog verhullender – hartfalen), maar aan de ‘gevolgen’ van al die kwalen. De dood komt niet meer als een dief in de nacht, maar als een behoedzaam formulerende zielzorger, die het beste met je voorheeft, maar het ook niet kan helpen.
Geef een reactie