Opstelten en Teeven hebben de afgelopen jaren een rotzooi gemaakt van onze rechtsstaat. Waar het recht hun beleid in de weg stond, moest het maar aan de kant. Inbrekers mag je doodslaan. Vluchtelingen laten we verzuipen in de Middellandse Zee. Illegalen zijn strafbaar. Kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers zetten we in de gevangenis. Telefoonbedrijven moeten alle belgegevens een jaar bewaren. In een glashelder artikel in De Groene Amsterdammer van deze week zet Marcel ten Hooven uiteen dat Opstelten en Teeven het recht ondergeschikt hebben gemaakt aan het beleidsdoel ‘veiligheid’. De nieuwe naam van het ministerie was al een veeg teken: de wet komt op de tweede plaats. En dat terwijl er juist in liberale kring een sterke traditie is om de rechtsstaat te beschermen tegen de waan van de dag. Natuurlijk, het recht moet meebewegen met de tijd. Zo versoepelde VVD-minister van justitie Carel Polak in zijn tijd (kabinet De Jong, 1967-1971) de echtscheidingswet, legaliseerde de verkoop van voorbehoedsmiddelen en schrapte regels die discriminerend waren voor homo’s. Maar hij tornde niet aan blijvende waarden en rechtsprincipes. Ten Hooven beveelt de opvolgers van Opstelten en Teeven het laatste boek aan van rechtsfilosoof Willem Witteveen (omgekomen bij de MH17-aanslag). In de De wet als kunstwerk pleit Witteveen voor slow law. Dat houdt in: “In de eerste plaats zouden we rustiger en reflectiever te werk met wetsvoorstellen. In de tweede plaats zouden we de wet minder als een veranderlijk document opvatten, dus niet als de notulen van de samenleving, maar als een constructief en betekenisvol kader. En in de derde plaats zouden we de wet selectiever inzetten als beleidsinstrument, waarbij we onbezonnen plannen of voorstellen niet met alle macht doorzetten en meer ruimte bieden voor tegenspraak.” Hopelijk zijn Van der Steur en Dijkhoff wél echte liberalen.
Geef een reactie