De wereld houdt zijn adem in, althans dat deel van de wereld dat zich bekommert om cultureel erfgoed. De barbaren van IS hebben Palmyra in handen. Gevreesd wordt dat de stad van de ‘duizend’ zuilen hetzelfde lot wacht als Mosul, Nimrod en Hatra. De stoere strijders van de Islamitische Staat staan met pikhouwelen, voorhamers en bulldozers klaar om de goddeloze pilaren, beeldhouwwerken, reliëfs en mozaïeken te lijf te gaan. In de New York Review of Books legt archeoloog G.W. Bowersock uit dat Palmyra als archeologische toplocatie alleen te vergelijken is met Petra in Jordanië, Angkor Wat in Cambodja en de Acropolis in Athene. Al in het tweede millennium voor Christus was er in de Syrische woestijn sprake van een Arabische nederzetting, maar de grote bloeitijd van Palmyra viel in de eerste eeuw na Christus, toen het een fameuze handelsstad was, de economische sluis tussen het Middelandse Zee-gebied en Mesopotamië. Vandaag de dag nog zijn er inscripties te vinden in het Accadisch, Aramees, Grieks, Latijn en Arabisch. In 1882 vonden Russische toeristen een grote marmeren plaat, waarop in twee talen, Grieks en Aramees, de stad beschreven wordt als een handelspost en een Romeins fiscaal rayon. De plaat werd met goedkeuring van het destijds Ottomaanse gezag in vier stukken gezaagd en naar St. Petersburg verscheept. “At this moment it may be just as well that it was taken there,” voegt Bowersock er besmuikt, want tussen haakjes aan toe. Hij weet ook dat hij daarmee een discussie oprakelt die al decennia woedt over de vraag waar antieke kunstschatten thuishoren: veilig in westerse musea of op de plaats van herkomst? In de Groene Amsterdammer gaat ook Pieter van Os in op dit aspect van de dreigende ondergang van Palmyra. Mede door de steun van Unesco leken de ‘exportlanden’ dit debat gewonnen te hebben, maar de video’s van militante IS’ers die met sloophamers inbeuken op antiek erfgoed hebben menigeen op de gedachte gebracht dat die Elgin-marbles uiteindelijk toch het veiligst zijn binnen de stevige muren van het British Museum. “Het is echt waar dat ‘de mensen daar’ vaak niet de middelen en de gelegenheid hebben om archeologische vondsten te beschermen tegen roof, illegale smokkel, politiek tumult en religieus fanatisme,” stelt Van Os vast. Wat te doen? Goed, het
‘De hele wereld spreekt zijn zorgen uit over de historische bouwwerken, maar niemand lijkt zich zorgen te maken over de inwoners.’ Dat zegt de 28-jarige Amir, een voormalige inwoner van Palmyra, die dagelijks contact heeft met zijn achtergebleven familie.’ volkskrant.nl
Ministerie van Oudheidkunde in Damascus beweert alle ‘losse’ objecten in veiligheid te hebben gebracht. “But many of the great reliefs on the tombs of the Palmyrene nobility cannot be removed and are in imminent danger,” klappertandt Bowersock. En het zou idioot zijn om te denken dat alles met behulp van beschrijvingen en foto’s uiteindelijk wel te reconstrueren valt. Van Os vestigt zijn hoop enigszins op de illegale handel: IS vernielt alleen wat niet verkocht kan worden, de rest wordt verpatst, met de opbrengst wordt het kalifaat gefinancierd. “Maar kopers weten dat ze met hun aankopen ook een moordmachine financieel steunen.” Moet het westen dan militair ingrijpen om het antieke erfgoed te beschermen? Dat is niet alleen technisch lastig, het brengt ook een moreel dilemma met zich mee. Van Os: “Wat zegt het (…) over onze waarden als de vernietiging van objecten de urgentie creëert om in te grijpen, terwijl de vernietiging van menselijke levens dat lang niet altijd doet?”
Geef een reactie