De leerlingen van 5vwo moeten voor Nederlands een poëziebundel samenstellen. Een aantal in de les behandelde gedichten, vijf zelf gekozen gedichten van één dichter, vijf rondom een thema. Inclusief beschrijving van vorm, klank en stijlmiddelen en inhoudelijke analyse. Dit onderdeel van het vak valt logischerwijs niet bij alle vijftien-, zestienjarigen in de smaak. Je kunt hooguit hopen dat ze iets leren van de bijzondere taal in de poëzie. En dat een enkeling ooit nog eens vrijwillig een gedicht ter hand neemt. Ook Maxime, Esther en Indy waren niet buitensporig enthousiast. Tot ze K. Schippers tegenkwamen, schrijven ze in hun voorwoord: “In eerste instantie begonnen we te lachen bij het zien van de gedichten – waar slaat dit op? Toch bleef één vraag ons door het hoofd spoken: ‘Hoe kan het dat dit boek in de kast van de gedichten staat?’ Wij besloten te vragen of het toegestaan was om deze gedichten te analyseren.” Het mocht. Het bleek “nog best een klus om alles uit de gedichten te halen wat er in zat.” Maar “wat eerst onmogelijk leek – hoe hoe kun je in vredesnaam weten wat een dichter bedoelt met een gedicht? – bleek uiteindelijk, met een beetje moeite, toch best mogelijk. Ook bleken de gedichten van K. Schippers die in eerste instantie zo vreemd waren en totaal niet op de ‘gewone’ gedichten leken, toch meer op die ‘gewone’ gedichten te lijken dan we hadden gedacht.” Klik hier voor het Nawoord van Maxime, Esther en Indy.
De koe
Een koe
is een merkwaardig beest
wat er ook in haar geest
moge zijn
haar laatste woord
is altijd
boe
Geef een reactie