Omdat er in deze dagen al genoeg naar het onderwijs van de toekomst wordt gekeken, vandaag een blik in het verleden. En wel die van een kleine honderd jaar terug, toen de kleine Godfried Bomans in de derde klas van de lagere school zat. Met weemoed denkt hij in Schoolherinneringen (onder andere in Een mooie tijd) terug aan juffrouw Oltmans, met haar ‘wat laag uitgesneden hals’. “Er is een zoet en bang geheim om haar en wij mogen dit niet weten. Soms ziet zij uit het raam en zucht. Juffrouw Oltmans heeft schone, vochtige ogen en een vochtige stem. Eenmaal weende zij.” Minder goede herinneringen bewaart Bomans aan kapelaan Determeijer, die één uur in de week ‘catechismus’ en ‘bijbelse geschiedenis’ gaf. “Waarom haat ik kapelaan Determeijer? Is hij niet correct, wellevend, stipt en zelfs misschien wel een beetje heilig, op een bedaarde, correcte en Determeijer-achtige manier? Jazeker, dat is hij. Het moet erkend worden. Kapelaan Determeijer weet zich te ‘beheersen’. Hij is ‘meester’ over zichzelf. Hij heeft geen ‘ongeregelde begeerten’. Toen hij jarig was, boden wij hem een snoepje aan. Kapelaan Determeijer vatte het snoepje aan en legde het naast zich op de lessenaar. Daar lag het. ‘Voor de zondag,’ sprak hij, ‘door de week snoepen wij niet.’ Kijk, kijk. En hoog in de hemel sloeg God zijn boek open, sleep zijn potlood en schreef daarmee, na het puntje even tussen de lippen bevochtigd te hebben, de correcte mededeling: ‘Kapelaan Determeijer heeft een snoepje terzijde gelegd.’ Eens zal kapelaan Determeijer opwieken naar de hemel met een bedaarde rustige vleugelslag en dan zal het boek daar liggen, met al die snoepjes erin. Men merkt dat zo niet, maar het loopt op. God is alwetend. Hij heeft, zonder de snoepjes op te tellen, het eindgetal vast in zijn hoofd. En hij zal zeggen: ‘Determeijer, ga heen. Gij zijt een zeurpiet.’”
Geef een reactie