Er was eens een meisje uit Sicilië dat een jaar doorbracht op een middelbare school in Nederland. Helaas hadden ze vergeten haar vooraf een taalcursus te laten volgen. Een mooie taak dus voor haar leraar Nederlands! Na een maand of vier waren het meisje uit Sicilië en haar leraar Nederlands toe aan de werkwoordspelling. Het kofschip had ze wonderlijk snel in de smiezen. Het was echt een slim meisje uit Sicilië. Want ze begreep ook spoedig dat je de stam van een werkwoord kon vinden door ‘-en’ weg te laten van het ‘hele werkwoord’ (de ‘infinitivo’, zei ze). ‘Werken’ ging prima. ‘Werk’ is de stam. ‘Hij werkt’, stam + t. ‘Bedoelen’: ‘hij bedoelt’, stam + t. Dan: ‘behalen’. Stam + t, dus ‘hij behalt’. Nee, meisje uit Sicilië, in zo’n geval helpt het niet als we ‘–en’ van de infinitivo afhalen, dan doen we er ‘in gedachten’ een a bij, anders klopt het niet. Goed, ‘hij behaalt’ dan. Nu doen we ‘bevallen’. Ah, zegt het meisje, ik snap het. Stam + t, dus ‘hij bevallt’. Helaas, dat doen we ook anders. Die tweede l doet er niet toe, dus die laten we weg in de stam. Vooruit, ‘hij bevalt’. Bene, dan gaan we door naar de verleden tijd. Eindigt de stam op een medeklinker die niet in het kofschip staat, dan zetten we in de verleden tijd ‘de(n)’ achter de stam. Begin maar eens met ‘bedoelen’. Goed, zegt ze: ‘hij bedoelde’. Perfect! Nu ‘krabben’. Dat is gemakkelijk: ‘krabbde’, de b zit immers niet in het kofschip. Klopt, meisje, maar toch is het fout, want die tweede b laten we weg in de stam, die voegt niks toe. Gaan we een stapje verder: ‘geloven’. Simpel, zegt het meisje: ‘hij gelovde’. Jammer: aan het eind van de stam doen wij in Nederland geen stemhebbende medeklinker, dat vinden we niet mooi. ‘Hij gelofde’ dan? Nee, dat is ook niet goed, want zoals ik je net al heb uitgelegd, halen we soms een klinker uit de stam, als dat zo te pas komt. Nou goed, laten we de andere werkwoorden maar eens proberen, die waarvan de laatste letter van de stam in het kofschip zit. Daar doen we in de verleden tijd ‘te(n)’ achter. ‘Hij werkte dus’, zei het meisje trots. Goed gezien. En nu met ‘zetten’. Een makkie, stam + te: ‘hij zettte’. Ai… meisje, wij doen dat niet, drie t’s achter elkaar. En nee, ‘hij zettt thee’ is ook niet goed. Natuurlijk, ik weet dat je netjes de ‘–en’ van de infinitivo hebt gehaald, en dat je keurig een ‘t’ achter de stam hebt gezet, maar toch is het niet goed! Het meisje uit Sicilië heeft het maar aanvaardd.
Geef een reactie