Op de laatste verkoopdag van het antiquariaat was het niet meer alles voor de helft, ook niet meer voor de helft van de helft, maar voor vijftig cent per boek. Wat nog boven water kwam, was een boekje van de in 2012 overleden Nobelprijswinnares Wisława Szymborska, getiteld Onverplichte lectuur (uiteraard superieur vertaald door Gerard Rasch, helaas ook al overleden). Eind jaren zestig besloot Szymborska in het literaire tijdschrift waarvan zij redacteur was boeken te bespreken die anders in de vergetelheid zouden raken. Zo ontstond een bundel korte prozaschetsen van de grote Poolse dichteres. Ze schreef, net als in haar gedichten, voornamelijk over alledaagse zaken die haar ter harte gingen, zoals het houden van een terrarium en het behangen van je woning. De recensies gaan dan ook meer over haarzelf en over de lezer, dan over het boek waarover ze schrijft. Neem De tijdmachine, over een studie van het dagelijks leven in Warschau ten tijde van de Verlichting. Szymborkska koppelt haar bespreking aan de droom van de tijdmachine. “Ik wil naar Warschau in de achttiende eeuw, denk je zorgeloos en je verbeeldt je dat dat genoeg is. Dat je, natuurlijk, regelrecht bij Zijne Majesteit de Koning in de salon landt en dat hij je met een vriendelijke glimlach bij de arm neemt en voor het donderdagse diner naar de eetzaal leidt. Maar intussen plons je in de eerste de beste modderpoel. Je bent nauwelijks overeind gekrabbeld of een wagen met acht paarden rijdt het smalle straatje binnen, drukt jou, doodsbang, tegen de muur en spat je weer van onder tot boven nat.” Klik hier voor het hele stukje.
Geef een reactie