Dat de meeste dingen volmaakt zouden zijn
op één moment en dan doven,
zo willen het de wereld en Einstein.
En dat de mensen groeien als lover
onder een zelfde luchtvervuiling
en gelijk vergaan in de herinnering,
zo verzekert het de tijd
die in mijn nekvel bijt.
Daarom moet ik nu radeloos
dat ene moment loven
dat ik je zie uitgestald,
je jonge tover als nooit tevoren,
een naakt monument dat straffeloos
voor mijn ogen voorover valt.
Hugo Claus (1929-2008)
Uit: Sonnetten (1986)
Uitgever: Knack Magazine
Ga naar Klassieke Gedichten voor een analyse van dit gedicht.
Geef een reactie