Het duurde even voor de zondagse boekenmarkt aan de Ajuinlei te Gent op gang kwam. Gezien de verontrustende donkergrijze decorstukken hoog boven de eeuwenoude trapgevels hielden de verkopers hun handel nog even onder zeil. Toen de zon dan toch het pleit had beslecht, lag daar Het zoutvat van Boontje Boon, een verzameling teksten die Louis Paul Boon sinds 1946 ten beste gaf op de Vlaamse radio en later tv. Deze uitgave ontbrak nog in de collectie! Kwam het bovendien goed uit dat de betreffende handelaar niet voor eigen gewin ging, maar de winst overmaakte naar een goed doel. Op 7 september 1945, een jaar na de bevrijding van België, sprak Boon voor het eerst voor de microfoon van de BNRO, de BRT van toen. Het is de Boon van tussen De voorstad groeit (1942) en Mijn kleine oorlog (1947),
waaruit hij een ‘voor-lezing’ doet. “Een kleine schrijver schrijft zijn kleine oorlog, maar welke grote schrijver gaat er nu opstaan om ons Zijn Boek Over De Groten Oorlog – allemaal met een hoofdletter – aan te bieden? En aanbieden, het is een veel te fatsoenlijk woord voor zo een boek. Ons in het gelaat slingeren, ons in het ontstelde geweten smijten, dat ware dichter bij de waarheid, dit is bij de welvoeglijkheid. Gij misschien die geteisterd werd in uw have en goed, lijk ze dat noemen, maar die nog meer geteisterd werd in uw ziel, zijnde geëvacueerd geweest lijk een stuk vee en gedeporteerd lijk een misdadiger en gebombardeerd en gemitrailleerd en gefusilleerd en mee-geamuseerd lijk met een blikken pot waar de kinderen op schoppen, en 100 maal gestorven, verminkt, de mond gesnoerd en de tanden uitgeklopt met een ijzeren sleutel…” Lees hier de hele tekst. (Thuis bleek Het zoutvat van Boontje Boon toch al op de plank te staan. Maar goed van dat goede doel…)
Zie ook: Boontje herleeft
Geef een reactie