In Onverplichte Lectuur bespreekt de Poolse dichteres Wislawa Szymborska (1923-2012) het boek Fantastische Zoölogie van Jan Gondowicz. Het gaat over denkbeeldige wezens, opgespeurd in sprookjes, reisverslagen, middeleeuwse leerboeken en ook meer recente literaire publicaties. Creaturen die voornamelijk kinderen de stuipen op het lijf jagen. Maar, vraagt Szymborska zich, zijn er in de wereld van de volwassenen dan geen monsters meer? “Natuurlijk zijn die er, zeer zeker, of eigenlijk is er één in talrijke varianten die onvervalst afgrijzen wekte, wekt en altijd zal wekken. In dit boek vinden wij hem niet, want jammer genoeg is hij geen product van de fantasie. Integendeel, hij is hoogst werkelijk en laat met zijn onverwoestbare bestaan in vlees en bloed alle fictieve draken, weerwolven en spoken ver achter zich. Wie geluk heeft gehad en nog nooit van aangezicht tot aangezicht met hem heeft gestaan, kan hem horen en zien als hij de televisie aanzet. Nu en dan verschijnt dat wezen in de vorm van iemands kletsende kop, en soms in zijn complete triomfantelijke gedaante in de voorbijflitsende beelden van de nu woedende oorlogen. Ik probeer hem te beschrijven zoals Gondowicz zijn fatsoenlijke ouwe lelijkerds beschrijft. Met dien verstande dat je in het hieronder geschetste portret lang naar fatsoenlijke trekken kunt zoeken. ‘Een man in de greep van de haat. Sinds onheuglijke tijden bekend. Verandert niet, al veranderen wel de middelen die hij gebruikt om zijn zin door te drijven. Matig gevaarlijk voorzover hij solitair optreedt, wat echter nooit lang duurt, omdat hij besmettelijk is. Spuugt. Zaait verwarring in de overtuiging dat hij orde schept. Houdt ervan zich in de eerste persoon meervoud uit te spreken, aanvankelijk misschien zonder gegronde redenen, maar na koppige herhaling komen die vanzelf. Hij gaat altijd aan de waarheid voorbij om oorzaken van een of andere hogere orde. Verstoken van alle humor – als hij een grapje maakt, berg je dan.’”
Geef een reactie