Het is een wonderlijke gewaarwording. Terwijl je haast geen museum meer binnenkomt zonder gefouilleerd of gescand te zijn, er geen sprake van is dat je een tas meeneemt die groter is dan een sigarenkoker en er in elke zaal strabante suppoosten hebben postgevat om je vanwege het minste of geringste te ringeloren en terug te fluiten, kun je de Kerk van de Fransen te Rome gewoon binnenlopen om drie meesterwerken van Caravaggio te bewonderen (of te bespugen, met eieren te bekogelen, met natte propjes te beschieten of met fluorescerende verf te bespuiten, wat je maar wilt, niemand legt je iets in de weg). De drie scènes uit het leven van Mattheus in de kapel van de familie Contarelli was in 1600 Caravaggio’s eerste publieke opdracht en heel kunstminnend en Caravaggio-verafschuwend Rome hield de adem in: wat zou de notoire opschepper, lastpak en onruststoker er van terecht brengen? Het publiek was verbijsterd. Zo levensecht, zo dramatisch, zo dicht op de huid was er nog nooit een kapel beschilderd. Het leek wel of Mattheus recht voor de ogen van de kerkgangers opnieuw geëxecuteerd werd. Alsof ze Christus zelf zagen binnentreden om de geldwisselaar op te roepen. Alsof de evangelist ter plekke geïnspireerd werd door de engel. Maar wacht eens: is die beul niet de slager om de hoek? En kijk eens hoe geraffineerd de rock’n’roll barokschilder het invallende licht integreert in de schilderingen. Jammer eigenlijk dat mensen steeds muntjes in de lichtautomaat gooien.
Zie ook: De dag is gedaald en Jezus Christus, asielzoeker
Geef een reactie