Ooit geprobeerd een voorstelling te maken van een ideale wereld, zonder oorlog, armoede en criminaliteit? Dan bent u niet de enige. Plato zag een verlichte republiek, geregeerd door filosofenkoningen. Veel religies beloven gelukzaligheid in het hiernamaals. En altijd waren er groepen die het paradijs op aarde nastreefden. Thomas More’s boek uit 1516 gaf dit concept een naam: Utopia, van het Griekse oú topos, dat ‘geen plaats’ betekent. Hoewel de naam onmogelijkheid suggereert, wekte de vooruitgang in wetenschap en politiek de hoop dat deze dromen ooit uit konden komen. Maar steeds opnieuw liepen ze uit op nachtmerries van oorlog, honger en onderdrukking. Toen kunstenaars vragen gingen stellen bij dat utopische denken, ontstond het genre van de dystopia, de ‘niet-goede plaats’. Een van de eerste dystopische verhalen is Gulliver’s Reizen van Jonathan Swift. Tijdens zijn reizen ontdekt Gulliver fictieve samenlevingen, waarvan sommige op het eerste gezicht veel indruk maken, maar bij nader inzien allesbehalve perfect blijken te zijn. Op het vliegende eiland Laputa ontwikkelen wetenschappers en politici buitenissige, nutteloze ideeën, terwijl ze geen oog hebben voor de praktische behoeften van de mensen beneden. De eeuwen daarna geven legio voorbeelden van narigheid, veroorzaakt door goede bedoelingen. In H.G. Wells’ De Tijdmachine ontwikkelen de elite en de arbeiders zich tot twee verschillende diersoorten. De twintigste eeuw bracht opwindende én verontrustende veranderingen. In Aldous Huxley’s Brave New World worden mensen genetisch gemodificeerd voor hun rol in de maatschappij. Maar aan de bekendste dystopia’s kwam geen enkele verbeelding te pas. Terwijl Europa zuchtte onder de gevolgen van een gruwelijke oorlog, grepen nieuwe politieke bewegingen de macht. De ene beloofde alle sociale ongelijkheid op te heffen. Een andere trachtte de bevolking te verenigen onder verwijzing naar een gedeeld, mythologisch verleden. De resultaten waren waarachtige dystopia’s, waar de staat alles in het oog hield en de dood met meedogenloze efficiency iedereen uitschakelde die er niet bij hoorde. Intussen bleef de literatuur ageren tegen allerlei vormen van totalitaire dwang en uniformiteit. De dystopische fictie behandelt hedendaagse onrust over ongelijkheid, klimaatverandering, de macht van de staat en wereldwijde epidemieën. De kern van dystopia, de ‘niet-goede plaats’ is het waanidee dat het mensdom in een ideale vorm gegoten kan worden. Denk nog eens aan de perfecte wereld die u in gedachten had. Hebt u zich ook gerealiseerd wat er nodig is om die wereld gestalte te geven?
Bron: Open Culture
Geef een reactie