Films zie je het best in de bioscoop. Maar soms gaat het mis. De zaal van het filmhuis is op zich prima. Maar helemaal vol wordt het wel wat benauwd. Een opzichtig ons-kent-ons gezelschap babbelt binnen om eens heerlijk cultureel te doen. Rondom wordt er om het minste of geringste gegrinnikt. Het is een komische film, zie je? Allemaal nog te hebben. Maar te veel is dat grote, hoog boven de rugleuning uitreikende hoofd, ook nog eens precies midden in het blikveld. Daar kan geen film tegenop. Ook Perfetti Sconosciuti (‘totaal vreemden’) niet. Terwijl het gegeven interessant genoeg is. Een gezelschap jeugdvrienden (drie echtparen, één vrijgezel) bedenkt iets leuks voor bij het eten: iedereen legt zijn telefoon op tafel, scherm naar boven. Elk bericht moet worden voorgelezen, elk gesprek gaat op de luidspreker. We hebben niets te verbergen immers? We weten toch alles van elkaar? Niets blijkt – uiteraard, want anders hadden we geen film – minder waar. Het wordt een aaneenschakeling van kolderieke misverstanden, flagrante leugens, pijnlijke openbaringen, hatelijke verdachtmakingen en gênante bekentenissen. Al ziet men de lui, men kent ze niet. Bredero wist het vierhonderd jaar geleden al. Goed verhaal, scherpe dialogen, uitstekend acteerwerk. Alleen dat hoofd in beeld…
Hans zegt
Dit is geen nep?