November 1962. Op de draadomroep – Hilversum Drie bestond nog niet – klinkt iets nieuws. Love Me Do van een bandje uit Engeland dat zich The Beatles noemt. Grote broer heft de wijsvinger. ‘Luister goed, dit wordt heel groot.’ Eight Days A Week – The Touring Years is niet alleen nostalgie. De documentaire over de begintijd van The Beatles laat ook
zien hoe goed ze eigenlijk waren. Geweldige muzikanten en liedjesschrijvers, die zelfs in een uitverkocht honkbalstadion (meer dan vijftigduizend toeschouwers, de eerste ringen louter gevuld met krijsende pubermeiden), zonder zichzelf of elkaar te kunnen horen, en met niet meer dan de stadionluidsprekers tot hun beschikking, een magnifieke sound wisten voort te brengen. Ook verrassend is de grote, onvoorwaardelijke vriendschap van John, Paul, George en Ringo in die tijd. Ze kwamen altijd voor elkaar op, en namen alleen beslissingen waar iedereen het mee was. En wie wist dat The Beatles in die begin jaren zestig al ageerden tegen rassenscheiding in Amerika? Gelukkig eindigt Eight Days A Week met Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band uit 1967, algemeen beschouwd als het beste popalbum ooit. Het overlijden van manager Brain Epstein later dat jaar blijft buiten beschouwing. Net als alle verdere narigheid: ruzie, Yoko Ono, moord, kanker. Eight Days A Week wordt zo een waargebeurd sprookje over een band waarvan de invloed op de ontwikkeling van de muziek vergeleken kan worden met die van Bach, Beethoven en Mozart.
Geef een reactie