In zijn late jaren schreef voormalig anarchist, viezentist en literaire oproerkraaier Louis Paul Boon (1912-1979) iedere dag in het socialistische dagblad Vooruit een stukje – we zouden nu zeggen: column. Hij ondertekende met Boontje. Het eerste verschijnt op 18 november 1959 en begint zo: “Iedere dag op dezelfde plaats dat stukje in de krant, zomaar over ditjes en datjes, het is wel grappig.” Boon hield het bijna negentien jaar vol, tot 21 januari 1978. De Boontjes zijn/worden gebundeld per jaargang. Dat is een moeizaam project, dat na de uitgave van 1967 geruime tijd stilgelegen heeft. Maar sinds een paar jaar is het Boekhandel Roelants in Nijmegen die de reeks voortzet. Hulde! Ditjes en datjes, dat zijn het ook, vaak van heel persoonlijke aard. Over het hek dat rond de echtelijke tuin in Erembodegem geplaatst moet worden of over Boon’s belevenissen in het dagelijkse ‘treintje’ naar de krant in Gent. Met enige regelmaat schrijft hij over het artistieke wereldje waar hij, als schrijver en schilder, deel van uitmaakt. Op 10 september 1968 gaat het over ‘de optocht’ der dichters. Boon ‘weet niet wat voor pen hij moet nemen’ om die te beschrijven. ‘Misschien die van ergens een Nobelprijswinnaar, want de mijn gaat te kort schieten om in al zijn grootse eenvoud onder woorden te brengen.’ Enfin, lees zelf maar of Boon de juiste pen gevonden heeft. Natuurlijk is het niet in de haak zo maar een stuk uit een boek over te nemen, maar Boontje zelf zou daar totaal geen probleem van hebben gemaakt. Sterker nog, hij vulde zelf regelmatig zijn hoekje met citaten uit pas verschenen boeken.
Geef een reactie