Vroeger kwam het nog wel voor dat iemand – zonder dat er sprake was van een sterfgeval – iets ‘op de post’ deed. Aan het eind van de middag kwamen de posterijen dan langs met een busje en werd het poststuk vanuit de postbus overgebracht naar dat busje. Dat bracht het naar een plaatselijk verzamelpunt, waarna de brief, briefkaart of ansichtkaart op transport naar bijvoorbeeld Zwolle werd gezet, of een ander landelijk ditributiecentrum. Betrof het ‘lokale’ post, dan ging het retour naar de plaats waar het vandaan kwam. Zo niet, dan volgde het vervoer naar een ander plaatselijk verzamelpunt en zo belandde het uiteindelijk in de brievenbus van de geadresseerde. In die tijd stonden er overal best veel postbussen. Begin jaren negentig echter werden de eerste ‘mailtjes’ verstuurd en al gauw was het niet meer ‘rendabel’, op elke straathoek een postbus. De heer H.J. Bussink, verzetsman, dacht er het zijne van. Wim de Bie bracht Bussinks reactie een paar dagen geleden opnieuw in de openbaarheid.
Geef een reactie