Dunkirk (2017, Christopher Nolan) schijn je het beste te kunnen bekijken in zo’n immense Imax-bioscoop, of in elk geval een zaal waar ze 70 mm-films kunnen projecteren. Desondanks is de visuele beleving ook in een gewone cinema overweldigend genoeg. Er wordt eigenlijk maar weinig gesproken in de film. Maar te horen valt er voldoende. Inslaande torpedo’s, exploderende raketten, overscheurende jachtvliegtuigen. Dunkirk is veel meer een zintuiglijke ervaring dan een film met een keurige, rationele plot. Zelfs met de tijd wordt een loopje genomen. Drie chronologieën lopen door elkaar: de week waarin honderdduizenden Engelse en Franse soldaten in mei 1940 op het strand van Duinkerken hunkeren naar repatriëring (ingesloten door de Duitsers nadat die tegen alle verwachtingen in probleemloos Frankrijk onder de voet hadden gelopen); de dag waarop een Britse burger, een van de velen na een oproep van de regering, met zijn bootje het Kanaal oversukkelt om soldaten op te halen; het uur waarin een spectaculair luchtgevecht plaatsvindt tussen drie Engelse Spitfires en een aantal Duitse Messerschmidts. Die gelaagdheid maakt de eerste helft van de film wat lastig te volgen. Geen probleem. Het gaat er veel meer om dat je ondergaat hoe het geweest moet zijn, dat onvoorstelbare drama in Duinkerken.
Geef een reactie