Op het terrein van het Bunkermuseum op Terschelling staat een merkwaardig stuk geschiedenis uit de Tweede Wereldoorlog. Het is het roestige wrak van een Udet Boje. In de loop van 1940 beseften de Duitsers dat de oorlog met de geallieerden in toenemende mate in de lucht zou plaatsvinden. Luchtmachtgeneraal Ernst Udet was zuinig op zijn piloten. Een kapotgeschoten vliegtuig was snel te vervangen, maar het opleiden van een nieuwe piloot kostte twee jaar. Udet liet daarom grote reddingsboeien maken, waarin neergehaalde piloten een veilig heenkomen konden vinden. Althans dat was de bedoeling. In de ruimte van vier bij drie bij twee meter bevonden zich bedden, droge kleren, een noodrantsoen, verbandmiddelen, een fles brandewijn, sigaretten, spelletjes en zendapparatuur om de basis te waarschuwen. De Udet Boje werd een faliekante mislukking. De Engelsen gebruikten de felgele ‘Rettungsbojen’ als schietschijf. De boeien waren gebrekkig in elkaar gezet en slecht verankerd. Daardoor sloegen ze los en spoelden aan op de kusten van de Noordzee. Er is één geval bekend van een piloot die zich met behulp van een reddingsboei in veiligheid wist te brengen. En dat was een Engelsman. In totaal heeft het hele project maar een jaar geduurd. De Udet Boje die op Terschelling te zien is, spoelde in 1941 aan bij paal 24 en zonk daarna in het zand. Dit jaar lukte het de Bunkerstichting het gevaarte te bergen.
Klik hier en hier voor meer informatie.
Geef een reactie