De eerste zin is wat ongemakkelijk. “Paul Krüzen spuwde in zijn handen…” Het woord spuwen is veel te deftig voor een verhaal dat zich afspeelt op het Twentse platteland. Op pagina 16 staat het vreselijke ‘schathemeltjerijk’, dat je wel in een spelshow met Linda de Mol verwacht, maar niet in een boek over een boerendorp bij de Duitse grens. Twee pagina’s verderop lezen we dat smid Mans Klein Haarhuis ‘geloogd’ is ‘als een Siciliaanse visserman’. Van Twente naar Sicilië is wat ver om een krachtige vergelijking te kunnen maken, maar dan nog hoop je voor die smid en die visser dat Wieringa ‘gelooid’ bedoelde. Verder wordt in het boek nogal geworsteld met het dialect. Over het algemeen zijn de dialogen in algemeen Nederlands, maar dan ineens is er een Twents accent: “’Wat bi’j laat,’ zei zijn vader toen hij binnenkwam. ‘Dan bi’j te vroeg gaan zitten,’ zei Paul.” Onwillekeurig denk je aan het Engels van een Duitse SS’er in een Amerikaanse oorlogsfilm. En nog iets: in het katholieke Twente wordt echt niet gesproken van een ‘dienst’, maar van een mis. Na deze spijkers op laag water wordt het tijd om toe te geven dat De heilige Rita, de nieuwe roman van Tommy Wieringa, zonder meer een mooi boek is. Met mededogen beschrijft Wieringa de stille, bescheiden levens van de vastgeroeste dorpsbewoners, die hun tijd slijten in de plaatselijke kroeg, ook nadat die overgenomen is door een Chinese familie. Rita is de schutspatroon van de hopeloze gevallen, maar het lukt haar niet echt om Krüzen, Geerdink, Kamphuis, Wessels, Steggink, Steeghuis, Meinders, Abbink, Oliemuller, Voorthuis, Klein Haarhuis en de beide Hennies afdoende uit de wind te houden. Wieringa woonde lang in het Twentse Geesteren en met De heilige Rita lijkt hij vooral de milde geuren, fletse kleuren en kalme zomeravonden van zijn jeugd in herinnering te willen brengen. Maar met alleen couleur locale krijg je geen boek, dus vlocht hij er een paar krachtige verhaallijnen doorheen, zoals de aandoenlijk verlegen verstandhouding tussen hoofdpersoon Paul Krüzen en zijn jeugdvriend Herwiges Geerdink, die tegen beter weten in de kruidenierszaak van zijn ouders in stand probeert te houden (“de laatste in het land die nog Saroma verkocht”) en de schrijnende relatie van vader en zoon Krüzen, op elkaar aangewezen sinds moeder Alice er met een neergestorte Russische piloot vandoor ging. Wat een treurnis allemaal, maar hoe liefdevol door Wieringa geboekstaafd!
Klik hier voor een gesprek met Tommy Wieringa in VPRO Boeken (vanaf 17:24).
Geef een reactie