Eerlijk gezegd heeft de OCW-redactie niet zoveel op met de bekende, mathematisch onmogelijke prenten van M.C. Escher (1898-1972), waarop mannetjes oneindig dezelfde trappen op- en aflopen en vissen stap voor stap in vogels veranderen. Frappante spielerei met vormen, dimensies en perspectieven. Kunstig, intrigerend – zeker, maar ook al gauw een maniertje. Mooi aan de muur van de keuken in een studentenflat. De kijk op Escher verandert door een bezoek aan de tentoonstelling Escher op reis in het Fries Museum in Leeuwarden. Vóór Escher uiteindelijk tot die iconische trappen en vogelvissen kwam, had hij al een half leven lang magnifieke landschappen en stadsgezichten getekend, gegraveerd en houtgesneden. Alles in zwartwit natuurlijk, met alle nuances tussen licht en donker. Maanbeschenen gevels en zonovergoten torenzijden laaien op tegen subtiel gearceerde schaduwpartijen. Heel Europa trokken Escher en zijn vrouw Jetta door. In Italië vergaapten ze zich aan de grillige rotskusten, de golvende heuvels en de opeengedrongen bergdorpen. In Rome ging Escher ’s nachts de lege straten op gaat om de eeuwige stad in het warme licht van de schijnwerpers te betrappen. In Spanje wordt hij verliefd op de ingewikkelde, repeterende patronen van de Moorse architectuur. Uiteindelijk zijn die het die hem op het idee van de bekende circulaire thematiek van zijn bekendste werken brengen.
Geef een reactie