De film Burning van de Koreaanse regisseur Lee Chang-dong is internationaal overladen met sterren en onderscheidingen. Ook de Nederlandse filmjournalisten komen adem tekort om de film de hemel in te prijzen. Filmkrant: “Het dromerige mysterie Burning is een ongekend rijk werk.” Volkskrant: “Het virtuoze en spannende Burning.” Eye Film: “Meesterlijk opgebouwde film.” Trouw: “Een film die onder je huid kruipt, en daar blijft branden.” NRC: “Een ingenieuze thriller af die nog lang blijft zinderen.” Men ziet er een metafoor in voor de Koreaanse klassenstrijd tussen arm en rijk. Voor de spanning tussen noord en zuid. Voor de zoektocht naar de betekenis van het leven. En zie eens hoe ‘elegant’ deze ‘ambivalente thriller’ ‘smeult’.
Hoe zit dat nou toch? Zien al die kenners dingen die wij, gewone bioscoopbezoekers, niet zien? Of kletsen ze elkaar maar wat na? Want Burning is gewoon een saai, langdradig, pretentieus niemendalletje – van twee en een half uur, ook dat nog. Meer dan dit is het verhaal niet: beetje döllige plattelandsjongen komt toevallig een meisje van vroeger tegen, behoorlijk bij de hand intussen. Ze krijgen een soort relatie. Maar ze zegt dat ze voor een tijdje naar Afrika gaat. Wil hij zolang op haar kat passen? Die kat vertoont zich niet, maar eet en poept wel. Meisje komt terug, jongen haalt haar op van het vliegveld, blijkt ze opeens een nieuw vriendje te hebben, een rijke gast in een Porsche. De drie draaien wat om elkaar heen, totdat het meisje zich niet meer vertoont. De rest van de film zien we de plattelandsjongen met half open mond naar haar zoeken. Intussen wachten we tot de Porschegast eindelijk zoals aangekondigd een plastic broeikas in de fik steekt. Het gaat allemaal zo traag en voorspelbaar, dat het beetje spanning dát erin zit na een uur al is weggelekt. Eén ster.
Geef een reactie