In haar Van der Leeuw-lezing, gisteren in Groningen, sprak schrijfster Hilary Mantel onder meer over het gevaar van herinnering: “Vroeger dacht men dat het navertellen van een gebeurtenis therapeutische waarde had en dat overlevenden van een ramp het verhaal steeds opnieuw moesten vertellen totdat het op de een of andere manier uit hun systeem was. Tegenwoordig beseffen we dat iemand die in shock is en de belevenis opnieuw oproept zich meer kan herinneren dan de bedoeling was en dat die ervaring overweldigend kan zijn. Herinneringen aan vernedering en angst liggen fysiek opgeslagen en zelfs de meest geharde, fantasieloze persoon kan een volledige lichamelijke herbeleving krijgen wanneer een noodsituatie die eerdere gebeurtenissen weer oproept. De herinnering kan een luxe zijn die het lichaam zich niet kan veroorloven. We worden er gek of ziek van.” (Volkskrant 17 november 2018). We zien dit terug in de film Leave no trace (2018, Debra Granik). Will leeft samen met zijn dertienjarige dochter Tom ‘in het wild’, in de bossen van Oregon. Ze worden voortdurend opgejaagd door de gevestigde orde, want in het wild leven, dat kan natuurlijk niet, en al helemaal niet met een dertienjarige dochter. De instanties hebben het beste met het tweetal voor en zorgen voor werk en onderdak. Maar ‘het beste’ is niet besteed aan Will, die door een oorlogstrauma niet meer in staat is onder de mensen te leven. Als bij zijn werk op een kerstbomenkwekerij een helikopter wordt ingezet, krimpt Will trillend ineen. Prachtig is de rol van zijn dochter, die vol begrip is voor Will’s onrustige natuur (“I know you would stay if you could”), maar wel steeds minder in staat is hem daarin te volgen: “The same thing that’s wrong with you isn’t wrong with me.” Huiveringwekkend goeie film.
Geef een reactie