‘Niet voor onze ogen bedoeld,’ zegt Pieter Roelofs, hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum, over het gebedenboek van Maria van Gelre. Dat klopt. Het was bedoeld voor de ogen van Maria zelf, en misschien voor die van haar erfgenamen, maar niet voor ons. Koningin Maxima, met wie Maria wel vergeleken wordt (even charmant en invloedrijk) zou toch ook raar opkijken als ze hoorde dat haar iPhone in het jaar 2618 nog in een museum tentoongesteld zou worden. Bovendien: de bladen van het gebedenboek zijn zo kwetsbaar, na zeshonderd jaar, dat ze eigenlijk niet in de openbaarheid thuishoren. Toch gunt Museum het Valkhof in Nijmegen ons een blik op veertig (althans twee keer twintig, op dit moment de tweede serie) schitterend geïllustreerde bladzijden uit dit unieke handboek. Maria van Gelre (1380-1428/1434) was een vooraanstaand lid van de toenmalige West-Europese high society. Als Franse adelsdochter, nichtje van koning Karel VI, trouwt ze in 1405 met Reinald IV, hertog van Gelre en Gulik, in die tijd een gebied dat ertoe deed. Ze past zich snel aan, leert de taal en wordt een gewaardeerd sponsor van kunst en cultuur. Ook politiek spreekt ze haar woordje mee. In 1415 laat Maria een gebedenboek maken. Met ruim 1.200 pagina’s het omvangrijkste van alle gebedenboeken die we kennen. Het berust in de Staatbibliotheek in Berlijn, waar het de afgelopen jaren in samenwerking met de Nijmeegse Radboud Universiteit gerestaureerd is. Een deel ervan is nu tot en met Driekoningen 2019 te zien in Museum het Valkhof te Nijmegen. Klik hier voor de fraaie website.
Geef een reactie