Op school leerden we wat de primaire oorzaken waren van de opkomst van het Derde Rijk in de jaren dertig. Paramilitaire bendes die de oppositie terroriseerden, de incompetentie en het opportunisme van de Duitse conservatieven, de Rijksdagbrand. En we leerden over het cruciale belang van propaganda, het bewust verkeerd informeren van de bevolking, bedoeld om de publieke opinie massaal te laten omslaan en om populariteit te verwerven (of op zijn minst de schijn daarvan). Terwijl Minister van Propaganda Joseph Goebbels Joden en linkse artiesten en schrijvers op de huid zat, bouwde hij aan een enorme media-infrastructuur, die misschien wel de belangrijkste rol speelde in het creëren van een atmosfeer in Duitsland die het voor de Nazi’s mogelijk maakte om vreselijke wreedheden te begaan tegen Joden, homoseksuelen en andere minderheden.
Hoe kreeg de minderheidspartij van Hitler en Goebbels de bevolking zo ver te dat ze massamoorden niet alleen goedkeurde, maar er ook actief aan deelnam? Na-oorlogse onderzoekers van totalitarisme, zoals de filosofe Hannah Arendt, stelden die vraag telkens opnieuw, decennia lang. Arendt keek daarbij heel intensief naar de regimes van Hitler en Stalin en hun functionarissen, naar de ideologie van wetenschappelijk racisme en naar de wijze waarop propaganda de aanhangers ertoe bracht om met een merkwaardige mix van goedgelovigheid en cynisme te reageren op de steeds weer nieuwe leugens van de leiders. In haar standaardwerk Totalitarisme uit 1951 laat Arendt zien dat deze mix van goedgelovigheid en cynisme prominent aanwezig is in alle geledingen van totalitaire bewegingen.
“In een voortdurend veranderende, onbegrijpelijke wereld hadden de massa’s een punt bereikt waarop ze tegelijkertijd alles en niets geloofden, waarop ze dachten dat alles mogelijk en niets waar was. De totalitaire volksmenners baseerden hun propaganda op de terechte psychologische aanname dat je, onder zulke omstandigheden, de mensen geloof kon laten hechten aan de meest fantastische beweringen. Werd de volgende dag bewezen dat die beweringen pertinent onjuist waren, dan vluchtten diezelfde mensen in cynisme. In plaats van afstand te nemen van de liegende leiders, verklaarden ze al die tijd wel geweten te hebben dat de bewering een leugen was en spraken hun bewondering uit voor het superieure tactische vernuft van de leiders.”
Vanwaar dat constante, vaak schaamteloze liegen? In elk geval was het een middel om volledige macht te krijgen over de ondergeschikten, die al hun integriteit overboord gooiden door de flagrante leugens te verder te vertellen en zich zo vol schaamte door medeplichtigheid te committeren aan hun leiders. Alle grote analytici van waarheid en taal in politiek, inclusief George Orwell, Hannah Arendt en Vaclav Havel, helpen ons dit soort leugens te ontmaskeren. Iets zeggen dat uitdrukkelijk onwaar is en je ondergeschikten zover krijgen dat ze dat met een stalen gezicht herhalen, geeft je ontstellend veel macht over hen. Dit is ingebakken in totalitarisme. Arendt en anderen stellen vast dat aangezet worden tot het herhalen van een aperte leugen een teken van machteloosheid is.
Bron: Open Culture – Hannah Arendt Explains How Propaganda Uses Lies to Erode All Truth & Morality: Insights from The Origins of Totalitarianism
Geef een antwoord