Eindelijk en toch plotseling arriveert de trein met Primo Levi en zijn lotgenoten in Auschwitz. “De deuren werden met geweld opengegooid, door het duister klonken onverstaanbare bevelen en dat barbaarse geblaf van Duitsers die commanderen, dat lucht schijnt te geven aan een eeuwenoude razernij.” Iedereen moest uitstappen en onmiddellijk werden de aangekomenen gescheiden. Mannen van hun vrouwen, moeders van hun kinderen. Een ‘haastige, vluchtige keuze’ bepaalde of iemand nuttig werk kon doen voor het Reich. Zo niet, dan wachtte de gaskamer. “Zo stierf Emilia, drie jaar oud; omdat het de Duitsers klaarblijkelijk een historische noodzaak leek de kinderen van de joden dood te maken. Emilia, het dochtertje van ingenieur Aldo Levi uit Milaan, die een levendig, weetgierig, vrolijk, intelligent kind was; die gedurende de reis in de stampvolle wagon door haar vader en moeder was gebaad, in een zinken teil en in lauw water dat de ontaarde Duitse machinist zo goed was geweest af te tappen van de locomotief die ons allemaal naar de dood trok.
Zo verdwenen, in één enkel verraderlijk ogenblik, onze vrouwen, onze ouders, onze kinderen. Bijna niemand had gelegenheid afscheid te nemen. We zagen hen nog enige tijd als een duistere massa aan het andere eind van het perron, en toen zagen we niets meer.” (Primo Levi, Is dit een mens.)
Zie ook: Naar de bodem
Geef een reactie