Zo tot aan de dampkring, met die blauwe hemelkoepel, is het nog te bevatten; een soort bolvormige stolp waarin we met z’n allen samenhurken. Maar daarbuiten wordt het problematisch. Een mens wil dat ergens een eind is, dat iets wanden heeft, vloeren en plafonds. Maar dat rare heelal, wat is dat dan? Met het woord ‘ruimte’ maken we ons er wel erg gemakkelijk vanaf. ‘Ruimte’ zit ook in een bureaula. Het heelal is iets zonder eind dus. Zonder niks ook, verder. Geen zuurstof, geen zwaartekracht, geen geluid, geen leven. Dat is er dus ook (niet) tussen de aarde en de maan. Maar de Amerikanen gingen er wel doorheen. En erdoor terug. Een halve eeuw geleden al. Met huizenhoge computers die minder konden dan een huidige smartphone. Met constructies en materialen die soms nauwelijks getest waren – ze hadden haast. Maar vooral met lef, moed en bravoure. De documentaire Apollo 11 (VS, 2019), samengesteld uit vele uren haarscherp 70 mm filmmateriaal, gevonden in het Amerikaanse National Archive, laat ons (de gebenedijde generatie die het live mocht meemaken) opnieuw op zeer indringende wijze zien wat voor een ongehoorde prestatie die Amerikanen geleverd hebben. Vandaar ook misschien dat Apollo 11 niet alleen focust op de techniek, maar meer nog op de mensen. De tienduizenden toeschouwers, bier en barbecue bij de hand. De tientallen medewerkers in de controlekamer in Houston, met het zweet in de handen. De monteurs die een half uur voor de lancering nog een lek moeten dichtschroeven. En natuurlijk Neil Armstrong, Buzz Aldrin en de sneue Michael Collins, rond de maan cirkelend in het ruimteschip Columbia, volgens ‘Houston’ de enige mens op aarde die de maanlanding niet live heeft meegemaakt.
Geef een reactie