Buna
Vervloekte grond waarop wij pijnlijk staan,
Een lange rij in grauwe ochtenduren.
De Buna rookt uit duizend schoorsteenvuren,
Weer breekt een dag als alle andere aan.
Bij dageraad de gruwelijke sirenes:
‘Gij uitgeputte menigte gezichten,
De eindeloze gruwel van het slijk
Heeft weer een nieuwe dag gebracht van smart.’
Ik kijk, vermoeide makker, in je hart,
Ik lees je ogen, makker vol verdriet.
Jij voelt de koude, maar de honger niet,
Jouw geestkracht is tot brekens toe getart.
Jij grauwe makker was een krachtig man,
En aan jouw zijde heeft een vrouw gelopen.
Jij lege makker die geen naam meer hebt,
Verlaten mens die niet meer huilen kan,
Zo arm ben jij dat je geen pijn meer hebt,
Zo moe dat je ontzetting niet meer voelt,
Verbruikte mens, jij was een krachtig mens:
Als wij elkaar ooit nog eens zouden treffen
In gindse zoete zonbeschenen wereld,
Met wat voor blik zien wij elkaar dan aan?
28 december 1945
Uit: Primo Levi, Op een onzeker uur
Zie ook: Naar de bodem, Rechtop lopen, zonder sloffen en Zo stierf Emilia
Geef een reactie