Een “in duisternis gedrenkte koortsdroom”, schrijft de Volkskrant over The Lighthouse (VS, 2019). Goed gezegd, al is het de vraag wie die koortsdroom dan droomt. Thomas Wake, de rauwe vuurtorenwachter op een afgelegen rotseiland voor de Amerikaanse kust? Zijn nieuwe, jonge assistent Ephraim Winslow, die zich onthutst afvraagt in wat voor een absurde situatie hij nú beland is? Of de kijker, die overweldigd wordt door een verhaal dat nauwelijks een verhaal is, maar dat oren en ogen teistert, en een orgie is van lawaai (het schijnt dat de filmtheaters opdracht hebben gekregen de volumeknop flink open te draaien), hagelstormen, vloedgolven, slagregens, donder, bliksem, lichamelijk geweld, eindeloos gezuip, verbale krachtpatserij van de bovenste plank en, de hele tijd, het monotone gehuil van de misthoorn. Je hoort over een film wel eens dat je die niet moet kijken, maar dient te ‘ondergaan’. Dat geldt zeker voor The Lighthouse. Veel meer een claustrofobische, buitenissige, de zintuigen geselende ondervinding, dan het kennis nemen van een heldere, consistente vertelling, met een begin en een eind. Fantastisch gemaakt, vol onheilspellende symboliek, met woest goed acteerwerk van Willem Dafoe en Robert Pattison, maar waarachtig geen feel good-movie.
Geef een reactie