Ze zijn vergeten door de geschiedenis, staan in geen enkel handboek, worden nergens meer genoemd. Toch hebben Johanna en Margaretha van Vlaanderen, prinsessen van Constantinopel, een groot deel van de dertiende eeuw de politiek in West-Europa naar hun hand gezet. Hun vader, graaf Boudewijn van Vlaanderen, legde aan het begin van die eeuw de kruisvaartgelofte af. Door allerlei verwikkelingen werd hij tijdens de drieste onderneming opeens keizer van Constantinopel. Tot een rivaliserende ben hem ontvoerde en niemand hem ooit nog terugzag. Zijn vrouw was hem intussen nagereisd richting Heilig Land. Hun twee kleine dochtertjes bleven achter onder de hoede van Filips II Augustus, de geslepen koning van Frankrijk. Toen moeder onderweg overleed aan de pest, begon voor de grafelijke weesmeisjes Johanna en Margaretha een eindeloos gesleep van het ene hof naar het andere. Het dikke boek dat Thera Coppens over hen schreef laat prachtig zien hoe de meiden zich van onmondig huwelijkskapitaal ontwikkelden tot geslepen politici, die precies wisten aan welke touwtjes ze moesten trekken om hun zin te krijgen. Ondanks dat er tegelijkertijd door allerlei vijandige partijen aan dezelfde touwtjes getrokken werd, terwijl ook nog altijd en overal de dood op de loer lag van kinderen, echtgenoten, verwanten en beschermheren, lukte het de zusters steeds weer boven water te komen. Uiteindelijk werd Margaretha, gravin van Vlaanderen en prinses van Constantinopel, stammoeder van het roemrijke geslacht der Bourgondiërs. En daar heeft Bart van Loo weer een mooi boek over geschreven.
Geef een reactie