De oorlog in Irak ontstond vanuit de noodzaak om een fout te herstellen van de Geografie, die de olie van het Westen onder het zand van het Oosten had gestopt. Maar geen oorlog is zo eerlijk om te zeggen:
“Ik dood om te stelen.”
“De stront van de duivel,” zoals olie door zijn slachtoffers wordt genoemd, heeft vele oorlogen veroorzaakt en zal er zeker nog veel meer veroorzaken.
In Soedan, bijvoorbeeld, verloor een groot aantal mensen het leven in de laatste jaren van de twintigste eeuw en de eerste van de eenentwintigste, in een olie-oorlog die zichzelf had vermomd als een etnisch en religieus conflict. Boortorens en drilboren, pijpen en pijpleidingen schoten als bij toverslag uit de grond rond dorpen die in de as waren gelegd en in velden met vernietigde oogsten. In de Darfur-regio, waar de slachtingen nog altijd doorgaan, begonnen de mensen, allemaal moslims, elkaar te haten toen ze ontdekten dat er olie onder hun voeten kon liggen.
De massaslachting in de heuvels van Rwanda beweerde ook een etnische en religieuze oorlog te zijn, zelfs al waren de daders en de slachtoffers allemaal katholiek. De haat, een koloniale erfenis, stamt uit de tijd dat België bepaalde dat zij die vee hielden, Tutsi’s waren, en zij die akkers bebouwden, Hutu’s, en dat de Tutsi-minderheid de Hutu-meerderheid behoorde te domineren.
Recent verloor een andere massa mensen het leven in de Democratische Republiek Congo, in dienst van westerse bedrijven die vochten om coltan. Dit zeldzame mineraal is een essentieel onderdeel van mobiele telefoons, computers, microchips en accu’s, stuk voor stuk pijlers van de massamedia. Die echter in hun karige berichtgeving over de oorlog coltan vergaten te vermelden.
Vertaald uit: Eduardo Galeano, Mirrors: Stories of Almost Everyone
Zie ook: Onruststoker
Geef een reactie